Formes verbales au total:
52
Impératifs et participes |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | hydrogenerend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | gehydrogeneerd |
Type | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | hydrogeneer | hydrogeneert | hydrogeneert | hydrogeneren | hydrogeneren | hydrogeneren |
Imperfect | hydrogeneerde | hydrogeneerde | hydrogeneerde | hydrogeneerden | hydrogeneerden | hydrogeneerden |
Toekomende tijd I | zal hydrogeneren | zult hydrogeneren | zal hydrogeneren | zullen hydrogeneren | zullen hydrogeneren | zullen hydrogeneren |
Conditionalis I | zou hydrogeneren | zou hydrogeneren | zou hydrogeneren | zouden hydrogeneren | zouden hydrogeneren | zouden hydrogeneren |
Perfectum | heb gehydrogeneerd | hebt gehydrogeneerd | heeft gehydrogeneerd | hebben gehydrogeneerd | hebben gehydrogeneerd | hebben gehydrogeneerd |
Voltooid verleden tijd | had gehydrogeneerd | had gehydrogeneerd | had gehydrogeneerd | hadden gehydrogeneerd | hadden gehydrogeneerd | hadden gehydrogeneerd |
Toekomende tijd II | zal gehydrogeneerd hebben | zult gehydrogeneerd hebben | zal gehydrogeneerd hebben | zullen gehydrogeneerd hebben | zullen gehydrogeneerd hebben | zullen gehydrogeneerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben gehydrogeneerd | zou hebben gehydrogeneerd | zou hebben gehydrogeneerd | zouden hebben gehydrogeneerd | zouden hebben gehydrogeneerd | zouden hebben gehydrogeneerd |
Imperatief | - | hydrogeneer | - | - | hydrogeneert | - |
Verbes conjugués avant et après hydrogeneren
Plus de propositions pour hydrogeneren