Formes verbales au total:
52
Impératifs et participes |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | initiërend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | geïnitieerd |
Type | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | initieer | initieert | initieert | initiëren | initiëren | initiëren |
Imperfect | initieerde | initieerde | initieerde | initieerden | initieerden | initieerden |
Toekomende tijd I | zal initiëren | zult initiëren | zal initiëren | zullen initiëren | zullen initiëren | zullen initiëren |
Conditionalis I | zou initiëren | zou initiëren | zou initiëren | zouden initiëren | zouden initiëren | zouden initiëren |
Perfectum | heb geïnitieerd | hebt geïnitieerd | heeft geïnitieerd | hebben geïnitieerd | hebben geïnitieerd | hebben geïnitieerd |
Voltooid verleden tijd | had geïnitieerd | had geïnitieerd | had geïnitieerd | hadden geïnitieerd | hadden geïnitieerd | hadden geïnitieerd |
Toekomende tijd II | zal geïnitieerd hebben | zult geïnitieerd hebben | zal geïnitieerd hebben | zullen geïnitieerd hebben | zullen geïnitieerd hebben | zullen geïnitieerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben geïnitieerd | zou hebben geïnitieerd | zou hebben geïnitieerd | zouden hebben geïnitieerd | zouden hebben geïnitieerd | zouden hebben geïnitieerd |
Imperatief | - | initieer | - | - | initieert | - |
Verbes similaires à initiëren
Verbes conjugués avant et après initiëren
Plus de propositions pour initiëren