Woxikon / Verbes / Néerlandais / I / inwonen

NL conjuguaison Néerlandais de inwonen

Formes verbales au total: 52
Impératifs et participes
Tegenwoordig en verleden deelwoord inwonend
Tegenwoordig en verleden deelwoord ingewoond
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens woon in woont in woont in wonen in wonen in wonen in
Imperfect woonde in woonde in woonde in woonden in woonden in woonden in
Toekomende tijd I zal inwonen zult inwonen zal inwonen zullen inwonen zullen inwonen zullen inwonen
Conditionalis I zou inwonen zou inwonen zou inwonen zouden inwonen zouden inwonen zouden inwonen
Perfectum heb ingewoond hebt ingewoond heeft ingewoond hebben ingewoond hebben ingewoond hebben ingewoond
Voltooid verleden tijd had ingewoond had ingewoond had ingewoond hadden ingewoond hadden ingewoond hadden ingewoond
Toekomende tijd II zal ingewoond hebben zult ingewoond hebben zal ingewoond hebben zullen ingewoond hebben zullen ingewoond hebben zullen ingewoond hebben
Conditionalis II zou hebben ingewoond zou hebben ingewoond zou hebben ingewoond zouden hebben ingewoond zouden hebben ingewoond zouden hebben ingewoond
Imperatief - woon in - - woont in -

Verbes similaires à inwonen

Verbes conjugués avant et après inwonen

« inwonen »

Plus de propositions pour inwonen