Formes verbales au total: 18
Impératifs et participes
Tegenwoordig en verleden deelwoord islamiserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geïslamiseerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - islamiseert - - islamiseren
Imperfect - - islamiseerde - - islamiseerden
Toekomende tijd I - - zal islamiseren - - zult islamiseren
Conditionalis I - - zal islamiseren - - zullen islamiseren
Perfectum - - heeft geïslamiseerd - - hebben geïslamiseerd
Voltooid verleden tijd - - had geïslamiseerd - - hadden geïslamiseerd
Toekomende tijd II - - zal geïslamiseerd hebben - - zult geïslamiseerd hebben
Conditionalis II - - zal hebben geïslamiseerd - - zullen hebben geïslamiseerd

Verbes similaires à islamiseren

Verbes conjugués avant et après islamiseren

« islamiseren »