Woxikon / Verbes / Néerlandais / J / justeren

NL conjuguaison Néerlandais de justeren

Formes verbales au total: 52
Impératifs et participes
Tegenwoordig en verleden deelwoord justerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gejusteerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens justeer justeert justeert justeren justeren justeren
Imperfect justeerde justeerde justeerde justeerden justeerden justeerden
Toekomende tijd I zal justeren zult justeren zal justeren zullen justeren zullen justeren zullen justeren
Conditionalis I zou justeren zou justeren zou justeren zouden justeren zouden justeren zouden justeren
Perfectum heb gejusteerd hebt gejusteerd heeft gejusteerd hebben gejusteerd hebben gejusteerd hebben gejusteerd
Voltooid verleden tijd had gejusteerd had gejusteerd had gejusteerd hadden gejusteerd hadden gejusteerd hadden gejusteerd
Toekomende tijd II zal gejusteerd hebben zult gejusteerd hebben zal gejusteerd hebben zullen gejusteerd hebben zullen gejusteerd hebben zullen gejusteerd hebben
Conditionalis II zou hebben gejusteerd zou hebben gejusteerd zou hebben gejusteerd zouden hebben gejusteerd zouden hebben gejusteerd zouden hebben gejusteerd
Imperatief - justeer - - justeert -

Verbes conjugués avant et après justeren

« justeren »

Plus de propositions pour justeren