Formes verbales au total: 52
Impératifs et participes
Tegenwoordig en verleden deelwoord oliënd
Tegenwoordig en verleden deelwoord geölied
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens olie oliet oliet oliën oliën oliën
Imperfect oliede oliede oliede olieden olieden olieden
Toekomende tijd I zal oliën zult oliën zal oliën zullen oliën zullen oliën zullen oliën
Conditionalis I zou oliën zou oliën zou oliën zouden oliën zouden oliën zouden oliën
Perfectum heb geölied hebt geölied heeft geölied hebben geölied hebben geölied hebben geölied
Voltooid verleden tijd had geölied had geölied had geölied hadden geölied hadden geölied hadden geölied
Toekomende tijd II zal geölied hebben zult geölied hebben zal geölied hebben zullen geölied hebben zullen geölied hebben zullen geölied hebben
Conditionalis II zou hebben geölied zou hebben geölied zou hebben geölied zouden hebben geölied zouden hebben geölied zouden hebben geölied
Imperatief - olie - - oliet -

Verbes conjugués avant et après oliën

« oliën »