Formes verbales au total: 52
Impératifs et participes
Tegenwoordig en verleden deelwoord optimaliserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geöptimaliseerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens optimaliseer optimaliseert optimaliseert optimaliseren optimaliseren optimaliseren
Imperfect optimaliseerde optimaliseerde optimaliseerde optimaliseerden optimaliseerden optimaliseerden
Toekomende tijd I zal optimaliseren zult optimaliseren zal optimaliseren zullen optimaliseren zullen optimaliseren zullen optimaliseren
Conditionalis I zou optimaliseren zou optimaliseren zou optimaliseren zouden optimaliseren zouden optimaliseren zouden optimaliseren
Perfectum heb geöptimaliseerd hebt geöptimaliseerd heeft geöptimaliseerd hebben geöptimaliseerd hebben geöptimaliseerd hebben geöptimaliseerd
Voltooid verleden tijd had geöptimaliseerd had geöptimaliseerd had geöptimaliseerd hadden geöptimaliseerd hadden geöptimaliseerd hadden geöptimaliseerd
Toekomende tijd II zal geöptimaliseerd hebben zult geöptimaliseerd hebben zal geöptimaliseerd hebben zullen geöptimaliseerd hebben zullen geöptimaliseerd hebben zullen geöptimaliseerd hebben
Conditionalis II zou hebben geöptimaliseerd zou hebben geöptimaliseerd zou hebben geöptimaliseerd zouden hebben geöptimaliseerd zouden hebben geöptimaliseerd zouden hebben geöptimaliseerd
Imperatief - optimaliseer - - optimaliseert -

Verbes similaires à optimaliseren

Verbes conjugués avant et après optimaliseren

« optimaliseren »