Formes verbales au total: 52
Impératifs et participes
Tegenwoordig en verleden deelwoord overnachtend
Tegenwoordig en verleden deelwoord overnacht
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens overnacht overnacht overnacht overnachten overnachten overnachten
Imperfect overnachtte overnachtte overnachtte overnachtten overnachtten overnachtten
Toekomende tijd I zal overnachten zult overnachten zal overnachten zullen overnachten zullen overnachten zullen overnachten
Conditionalis I zou overnachten zou overnachten zou overnachten zouden overnachten zouden overnachten zouden overnachten
Perfectum heb overnacht hebt overnacht heeft overnacht hebben overnacht hebben overnacht hebben overnacht
Voltooid verleden tijd had overnacht had overnacht had overnacht hadden overnacht hadden overnacht hadden overnacht
Toekomende tijd II zal overnacht hebben zult overnacht hebben zal overnacht hebben zullen overnacht hebben zullen overnacht hebben zullen overnacht hebben
Conditionalis II zou hebben overnacht zou hebben overnacht zou hebben overnacht zouden hebben overnacht zouden hebben overnacht zouden hebben overnacht
Imperatief - overnacht - - overnacht -

Verbes similaires à overnachten

Verbes conjugués avant et après overnachten

« overnachten »