Woxikon / Verbes / Néerlandais / P / panacheren

NL conjuguaison Néerlandais de panacheren

Formes verbales au total: 52
Impératifs et participes
Tegenwoordig en verleden deelwoord panacherend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gepanacheerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens panacheer panacheert panacheert panacheren panacheren panacheren
Imperfect panacheerde panacheerde panacheerde panacheerden panacheerden panacheerden
Toekomende tijd I zal panacheren zult panacheren zal panacheren zullen panacheren zullen panacheren zullen panacheren
Conditionalis I zou panacheren zou panacheren zou panacheren zouden panacheren zouden panacheren zouden panacheren
Perfectum heb gepanacheerd hebt gepanacheerd heeft gepanacheerd hebben gepanacheerd hebben gepanacheerd hebben gepanacheerd
Voltooid verleden tijd had gepanacheerd had gepanacheerd had gepanacheerd hadden gepanacheerd hadden gepanacheerd hadden gepanacheerd
Toekomende tijd II zal gepanacheerd hebben zult gepanacheerd hebben zal gepanacheerd hebben zullen gepanacheerd hebben zullen gepanacheerd hebben zullen gepanacheerd hebben
Conditionalis II zou hebben gepanacheerd zou hebben gepanacheerd zou hebben gepanacheerd zouden hebben gepanacheerd zouden hebben gepanacheerd zouden hebben gepanacheerd
Imperatief - panacheer - - panacheert -

Verbes similaires à panacheren

Verbes conjugués avant et après panacheren

« panacheren »

Plus de propositions pour panacheren