Formes verbales au total: 52
Impératifs et participes
Tegenwoordig en verleden deelwoord recyclerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gerecycleerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens recycleer recycleert recycleert recycleren recycleren recycleren
Imperfect recycleerde recycleerde recycleerde recycleerden recycleerden recycleerden
Toekomende tijd I zal recycleren zult recycleren zal recycleren zullen recycleren zullen recycleren zullen recycleren
Conditionalis I zou recycleren zou recycleren zou recycleren zouden recycleren zouden recycleren zouden recycleren
Perfectum heb gerecycleerd hebt gerecycleerd heeft gerecycleerd hebben gerecycleerd hebben gerecycleerd hebben gerecycleerd
Voltooid verleden tijd had gerecycleerd had gerecycleerd had gerecycleerd hadden gerecycleerd hadden gerecycleerd hadden gerecycleerd
Toekomende tijd II zal gerecycleerd hebben zult gerecycleerd hebben zal gerecycleerd hebben zullen gerecycleerd hebben zullen gerecycleerd hebben zullen gerecycleerd hebben
Conditionalis II zou hebben gerecycleerd zou hebben gerecycleerd zou hebben gerecycleerd zouden hebben gerecycleerd zouden hebben gerecycleerd zouden hebben gerecycleerd
Imperatief - recycleer - - recycleert -

Verbes similaires à recycleren

Verbes conjugués avant et après recycleren

« recycleren »