Formes verbales au total: 52
Impératifs et participes
Tegenwoordig en verleden deelwoord satinerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gesatineerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens satineer satineert satineert satineren satineren satineren
Imperfect satineerde satineerde satineerde satineerden satineerden satineerden
Toekomende tijd I zal satineren zult satineren zal satineren zullen satineren zullen satineren zullen satineren
Conditionalis I zou satineren zou satineren zou satineren zouden satineren zouden satineren zouden satineren
Perfectum heb gesatineerd hebt gesatineerd heeft gesatineerd hebben gesatineerd hebben gesatineerd hebben gesatineerd
Voltooid verleden tijd had gesatineerd had gesatineerd had gesatineerd hadden gesatineerd hadden gesatineerd hadden gesatineerd
Toekomende tijd II zal gesatineerd hebben zult gesatineerd hebben zal gesatineerd hebben zullen gesatineerd hebben zullen gesatineerd hebben zullen gesatineerd hebben
Conditionalis II zou hebben gesatineerd zou hebben gesatineerd zou hebben gesatineerd zouden hebben gesatineerd zouden hebben gesatineerd zouden hebben gesatineerd
Imperatief - satineer - - satineert -

Verbes similaires à satineren

Verbes conjugués avant et après satineren

« satineren »