Formes verbales au total:
52
Impératifs et participes
|
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
vergezelschappend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
vergezelschapt |
Type
|
ik |
jij |
hij/zij/het |
wij |
jullie |
zij |
Presens |
vergezelschap
|
vergezelschapt
|
vergezelschapt
|
vergezelschappen
|
vergezelschappen
|
vergezelschappen
|
Imperfect |
vergezelschapte
|
vergezelschapte
|
vergezelschapte
|
vergezelschapten
|
vergezelschapten
|
vergezelschapten
|
Toekomende tijd I |
zal vergezelschappen
|
zult vergezelschappen
|
zal vergezelschappen
|
zullen vergezelschappen
|
zullen vergezelschappen
|
zullen vergezelschappen
|
Conditionalis I |
zou vergezelschappen
|
zou vergezelschappen
|
zou vergezelschappen
|
zouden vergezelschappen
|
zouden vergezelschappen
|
zouden vergezelschappen
|
Perfectum |
heb vergezelschapt
|
hebt vergezelschapt
|
heeft vergezelschapt
|
hebben vergezelschapt
|
hebben vergezelschapt
|
hebben vergezelschapt
|
Voltooid verleden tijd |
had vergezelschapt
|
had vergezelschapt
|
had vergezelschapt
|
hadden vergezelschapt
|
hadden vergezelschapt
|
hadden vergezelschapt
|
Toekomende tijd II |
zal vergezelschapt hebben
|
zult vergezelschapt hebben
|
zal vergezelschapt hebben
|
zullen vergezelschapt hebben
|
zullen vergezelschapt hebben
|
zullen vergezelschapt hebben
|
Conditionalis II |
zou hebben vergezelschapt
|
zou hebben vergezelschapt
|
zou hebben vergezelschapt
|
zouden hebben vergezelschapt
|
zouden hebben vergezelschapt
|
zouden hebben vergezelschapt
|
Imperatief |
- |
vergezelschap
|
- |
- |
vergezelschapt
|
- |
Verbes similaires à vergezelschappen
Verbes conjugués avant et après vergezelschappen
Plus de propositions pour vergezelschappen