Formes verbales au total: 18
Impératifs et participes
Tegenwoordig en verleden deelwoord westelijkend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gewestelijkt
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - westelijkt - - westelijken
Imperfect - - westelijkte - - westelijkten
Toekomende tijd I - - zal westelijken - - zult westelijken
Conditionalis I - - zal westelijken - - zullen westelijken
Perfectum - - is gewestelijkt - - zijn gewestelijkt
Voltooid verleden tijd - - was gewestelijkt - - waren gewestelijkt
Toekomende tijd II - - zal gewestelijkt zijn - - zult gewestelijkt zijn
Conditionalis II - - zal zijn gewestelijkt - - zullen zijn gewestelijkt

Verbes similaires à westelijken

Verbes conjugués avant et après westelijken

« westelijken »